Els Lagendijk (61 jaar) woont al 45 jaar in Uithoorn. In haar hart blijft ze echter altijd een Veluws meisje. De bossen, die mist ze het meest. “De polder heeft ook wel wat, maar ja, het is geen bos.” Wat dat betreft zou ze het geen slecht plan vinden wanneer het Libellebos wordt opgeknapt, evenals de wandelroute langs het Zijdelmeer.
Els heeft op verschillende plekken in Uithoorn gewoond. Toen ze jaren geleden de woning aan de Dreeslaan zag, was ze meteen verkocht. Ze woont er met haar man en kinderen. Haar eigen kinderen zijn inmiddels de deur uit, maar stil is het niet in huis. Els en haar man zorgen voor drie pleegkinderen en daarnaast is het een zoete inval. De kinderen komen regelmatig met de kleinkinderen op bezoek. De katten, hond en cavia’s maken het huishouden compleet.
‘Ik geloof in een tweede of derde kans voor mensen. Als je een keer iets niet doet volgens de regels van de maatschappij, mits niet te zwaar, dan verdien je nog een kans om overnieuw te beginnen.’
Het stel heeft bewust gekozen voor pleegkinderen. “Ik heb altijd gezorgd. Voor ouderen, kinderen, mensen met een verstandelijke beperking. In de jaren tachtig ben ik gastouder geworden. Ik heb ook een tijd voor mij ouders gezorgd. Toen zij overleden, ben ik in de thuiszorg gaan werken. Na een paar jaar ben ik daarmee gestopt en weer gastouder geworden. Dat beviel goed, al kreeg ik steeds meer te maken met allerlei regels waar ik aan moest voldoen. Daarom ben ik op een gegeven moment gestopt. In de krant zag ik een advertentie met een oproep voor pleegouders. Dat leek me een mooie manier om voor kinderen te zorgen. Dat ging bovendien om kinderen die de zorg harder nodig hadden dan de kinderen waarmee ik als gastouder te maken had.”
De zorg voor pleegkinderen stelt haar af en toe voor uitdagingen. “Soms weet je het even niet. Het kan best pittig zijn. Dan vraag ik me af waarom ik dit doe, als 61-jarige. Gelukkig worden we goed gesteund door een pleegzorgmedewerker. En ik kan af en toe uitwaaien bij een goede vriendin, ze woont aan de rand van het bos. Daarnaast is het zaak om af en toe even tijd voor jezelf te nemen. Toegegeven, dat schiet er best weleens bij in. Ik krijg straks weer een eigen kamer, waar al mijn knutselspullen liggen. Daarnaast doe ik aan mantra zingen en probeer ik te mediteren. Ook schrijf ik brieven aan gedetineerden. Ik geloof in een tweede of derde kans voor mensen. Als je een keer iets niet doet volgens de regels van de maatschappij, mits niet te zwaar, dan verdien je nog een kans om overnieuw te beginnen.”
Ze is geïnteresseerd in de medemens, wat drijft hem of haar? “Over kinderen zegt men vaak dat ze zijn veranderd, de laatste tien jaar. Ik werk al sinds mijn negende met kinderen en heb daarmee met veel verschillende kinderen te maken gehad. In al die jaren zijn de kinderen niet veranderd. Wel denk ik dat de maatschappij is veranderd, die is zoveel sneller geworden. En er wordt veel meer van kinderen verwacht. Kinderen mogen bij ons gewoon kind zijn. Daar moeten ze eerst wel aan wennen. Triest is dat eigenlijk.”
De Kwakel kent ze niet zo goed. ‘Ik fietst er enkel doorheen.” Uithoorn is tegenwoordig een beetje doods. “Vroeger was er meer te doen, bijvoorbeeld met de Bedrijvendag en de jaarlijkse markt waar verenigingen zich presenteerden. Het lijkt alsof er steeds minder gebeurd. Mensen leken bovendien enthousiaster, meer betrokken.”
Trots is ze op haar kracht en doorzettingsvermogen. “Dat ik zover gekomen ben. Dat had ik vijftien jaar geleden nooit kunnen denken.”
Tekst en fotografie: Naomi Heidinga