De kerstballen liggen op tafel, nu moeten ze alleen nog in de boom. Het gezin van Paul Goossens bereidt zich voor op kerst. Het gezin, met Paul, zijn vrouw en drie pubers, woont sinds augustus in de Poterne in Uithoorn. Daarvoor woonden ze jaren in de Prinses Christinalaan.
Paul is een geboren Uithoornaar. Hij groeide op aan het randje van het dorp, bij de Rode Paal. Hij komt uit een tuindersfamilie. Zijn opa had een tuinderij in Amsterdam-Sloten, maar die moest in de jaren dertig wijken voor woningbouw. Zijn grootvader verhuisde naar Uithoorn en begon daar een nieuw bedrijf met Pauls vader en zijn oom. “We hebben een gezin met acht kinderen, waarvan ik de jongste ben. We woonden in een voormalige boerderij, samen met het gezin van mijn oom. Beide gezinnen hadden een deel van het huis.” Hij had een prima jeugd, vond en vindt het samenzijn met familie heel belangrijk. “Normaliter gaan we tijdens verjaardagen bij iedereen langs, ook bij neven en nichten. Vanwege corona is dat nu al een tijdje anders.”
Toen hij jong was, wilde hij in de voetsporen van zijn vader treden. Hij ging naar de lagere, middelbare en hogere tuinbouwschool. Na het afronden van zijn opleiding werkte hij onder meer als vertegenwoordiger. Na een reorganisatie moest hij vertrekken. Hij koos voor een ander pad. “Ik was vrijwilliger bij de kerk, deed jeugd- en jongerenwerk en werd later gevraagd voor het bestuur. Dat bracht me op een idee: theologie studeren. Na mijn studie ben ik godsdienstleraar geworden. Ik werkte op verschillende scholen, waaronder het Alkwin Kollege. Ik gaf zo’n twaalf uur les per week aan verschillende klassen. Het werken met pubers vond ik heel leuk.” De laatste school waar hij werkte, moest bezuinigen. “Er was minder geld voor godsdienstonderwijs. Daarom moest ik vertrekken. Op dat moment vond ik dat heel jammer.”
‘Voor Uithoorn hoop ik op wat meer sociale cohesie. Het dorp is nu een beetje los zand. Dat is misschien niet heel verwonderlijk, het is nu eenmaal een forensendorp. Maar ik denk dat het beter kan.’
Via een kennis komt hij in aanraking met het vak van geestelijk verzorger. Na een tijdje meelopen besluit hij zijn pijlen daarop te richten. Hij is nu geestelijk verzorger voor verschillende verpleeg- en verzorgingshuizen. “Ik heb nu te maken met een heel andere doelgroep: ouderen, waaronder mensen met dementie. Het is dankbaar werk. De mensen zijn blij me te zien. Ik sta ze bij in hun geestelijk welzijn. En we voeren gesprekken, ook over actuele thema’s. Dat doen we met meerdere bewoners. Het zorgen voor contact en verbinding is een belangrijk onderdeel van mijn werk.” De geestelijke verzorging is in deze coronatijd zo mogelijk nog waardevoller. “Je kunt op allerlei plekken geestelijk verzorger zijn, bijvoorbeeld bij de politie. De laatste tijd komt er steeds meer vraag naar geestelijke verzorging bij mensen thuis.”
Het gezinsleven vindt Paul belangrijk. “Ik heb de opvoeding van de kinderen samen met mijn vrouw gedaan. We werkten allebei 3,5 dag per week, zodat er altijd iemand thuis was voor de kinderen. Dat vind ik belangrijk, dat je echt iets meekrijgt van het opgroeien van de kinderen. Ze worden nu wat ouder. Dat betekent weer wat meer tijd voor andere dingen. Ik ben nog steeds vrijwilliger bij de kerk, voor de Urbanuskerk in Nes aan de Amstel Ik verzorg ik één keer per maand zaterdagavonddienst en op zondag ben ik soms lector. Voor de Emmaüsparochie en de KBO Uithoorn ben ik sinds een paar maanden bezorger van hun blad en ik ben nu tien jaar wijkhoofd van de Prinses Beatrixfondscollecte. In het verleden heb ik nog meer dingen gedaan. Zo was ik tot voor kort voorzitter van de bewonerscommissie van de Pr. Christinalaan en alweer een tijd geleden actief bij de knotgroep en penningmeester van de Groengroep. Ik vind het behoud van groen, waaronder het Libellebos, heel belangrijk. En ik ben geïnteresseerd in de lokale politiek: ik sta zevende op de kandidatenlijst van het CDA. Ik zou mij graag meer inzetten voor de kerk, bijvoorbeeld op het gebied van jeugd- en jongerenwerk. Of deel uitmaken van het participatieplatform. Ik vind het belangrijk dat er voor iedereen voorzieningen zijn, ook voor diegenen die het moeilijker hebben vanwege een handicap of hun financiële situatie.”
Hij omschrijft zichzelf als een familieman. “Daarnaast ben ik betrokken en trouw aan vriendschappen. Ik vind het moeilijk om afscheid te nemen van mensen. Bijvoorbeeld op mijn werk. Ook al weet je dat je mensen binnen een verzorgings- of verpleeghuis relatief kort begeleidt, toch mis ik ze wanneer ze komen te overlijden.
Welke dromen of wensen heb je? “Ik maak me zorgen over de manier waarop mensen nu met elkaar omgaan, de tegenstellingen in de maatschappij. Bijvoorbeeld over vaccinatie. Ik vind het heel bevreemdend dat dit onderwerp tot ruzie kan leiden, zelfs met mensen die je al jaren kent en waar je bevriend mee bent. Daarom hoop ik vooral dat we goed met elkaar blijven omgaan. Voor Uithoorn hoop ik op wat meer sociale cohesie. Het dorp is nu een beetje los zand. Dat is misschien niet heel verwonderlijk, het is nu eenmaal een forensendorp. Maar ik denk dat het beter kan. In De Kwakel is er meer sociale cohesie. Wat betreft ons persoonlijke leven: we wonen hier heel prettig. Dus ik hoop dat we hier nog een tijd kunnen blijven wonen!”
Paul doet mee met het project omdat hij het leuk vindt om andere mensen te ontmoeten. Van welke achtergrond maakt hem niet uit, al lijkt het hem leuk om iemand met een andere culturele achtergrond te spreken.